Als prins en prinses in een kasteel overnachten en vervolgens in je eigen park en omliggende landgoed rondkuieren.
In Château de Modave in de Ardennen is het mogelijk om terug te gaan in de tijd en het landschap te verkennen waar ook een deel van het drinkwater voor Brussel gewonnen wordt.
De koning van Tracië die zijn paarden met mensenvlees voerde. Het is een van de decoraties in de salon van Château de Modave, net onder Huy. Maar liefst 1130 porseleinen borden, schotels en kopjes van een servies dat uitgestald staat in de eetsalon. De schildersalon die uitkijkt over de vallei is behangen met 41 schilderijen van de Hollandse School. Een kleine zinken badkuip die is uitgehouwen in een rots waar de kasteelheren en -dames zich wasten. Graaf de Marchin woonde er, evenals Maximilian-Henrik van Beieren, prins-bisschop van Luik en de kardinaal van Fürstenberg.
Normaal gesproken is een kasteel beperkt of bijna niet toegankelijk, maar hier is werkelijk alles van dichtbij te bewonderen in de twintig sierlijke vertrekken: de schilderijen, de gebeeldhouwde lambriseringen, wandkleden en meubelstukken. Dat maakt dat je het kasteelleven en de wandelingen eromheen veel sterker beleeft.
Adelaarsnest
Een pallet met alle kleuren groen, bruin en geel. Het uitzicht vanuit de kantelen of het terras op de omringende natuur is spectaculair, omdat het kasteel is gebouwd op een rotspunt die 60 meter uitsteekt boven de vallei van de Hoyoux. Vanuit dit adelaarsnest kun je in één oogopslag zien waar je straks zal lopen.
Niet alleen ín het kasteel, maar ook er omheen is het goed vertoeven. Rond het kasteel strekken de tuinen zich in een het park in Franse stijl uit, met rozenperken, taxushagen en enorme bomen van vele honderden jaren oud.
Direct voor het kasteel begint een gemarkeerde route van 7,5 kilometer door het natuurgebied met bossen, heuvels en door de verstilde vallei van de Hoyoux waar marjolein, tongvaren en parelzaad groeit. Deze route over zand- en bospaden eindigt in een klimmetje met als beloning een geweldig zicht over de vallei van het gehucht petit-Modave.
Waterwinning voor Brussel
Een grotere ronde is te maken na de statige beukenlaan voor het kasteel uit te lopen en vandaar verder de heuvels in via petit-Modave richting het dorpje Les Avins. Eeuwen geleden was petit-Modave een gehucht met een papiermolen en een oliemolen. Maar sinds in dit gebied drinkwater wordt gewonnen, moesten ze plaats maken voor een ondergrondse galerij voor het watertransport. Niet alleen de molens, ook een kasteelhoeve, en eigenlijk het hele gehucht is daardoor verdwenen.
Het is dan ook geen toeval dat het kasteel sinds de Tweede Wereldoorlog eigendom is van Vivaqua. Dit waterleidingbedrijf vergaarde het kasteel samen met het 450 hectare grootte natuurgebied waar meer dan honderd jaar lang drinkwater voor de inwoners van Brussel wordt opgepompt uit de bronnen.
Kabbelende beekjes
Voortdurend hoor je onderweg het kabbelen van water in de beekjes die zich door de vallei kronkelen en bij Huy eindigen in de Maas. Juist door het hoogteverschil komt er een flinke snelheid in water. Het water lokt veel spreeuwen op zoek naar voedsel.
Hydraulisch rad
Water speelt in deze omgeving de hoofdrol. Het kasteel is ook de plek van een bijzondere uitvinding, want hier werd in de 17e eeuw het hydraulisch rad gebouwd, waarmee het water tientallen meters omhoog gepompt kon worden voor de fonteinen op de binnenplaats. Dit model stond model voor de beroemde machine van Marly, dat het water uit de Seine in Frankrijk opstuwde naar het kasteel van Versailles.
Legende van de zilveren beelden
In 1792 drong de luide stem van de revolutie door tot aan de oevers van de Hoyoux. De laatste van het geslacht Montmorency en de eigenaar van het kasteel werd bang voor bepaalde rijkdommen die hij had vergaard in Modave, met name een dozijn zilveren beelden die de uren uitbeeldden.
Op een nacht in 1792 ging hij samen met vier mannen naar de donkere bossen van zijn grote park en begroef daar de twaalf zilveren beelden. Tot op de dag van vandaag werd deze schat nooit opgegraven en bleef het geheim ondergronds. Montmorency stierf zonder de verbergplaats opnieuw te laten openen, evenals de mannen die hem hadden geholpen. Geen van de drie mannen wilde er iets over zeggen. Toen de vierde op zijn sterfbed lag, rond 1850, werd ook hij aangemoedigd om te zeggen waar de geheime plek zich bevond. Maar hij draaide zich naar de muur en zei: "De anderen zijn gestorven zonder iets te zeggen. Dan zeg ik ook niks...".
Gebaseerd op een tekst van Abel LURQUIN, verschenen in 1926 in ‘La gazette de Huy'